JM maart 2010
Het belang van opvoeddoelstellingen
Situatie: vier ervaren moeders op een opvoedcursus. Vraag: ‘wat hopen jullie te bereiken met de opvoeding van jullie kinderen?’ ‘eeeeh’ .. ‘Dat ze later een baan kunnen vinden?’ ‘Dat ze gelukkig worden’. ‘Dat ze het leven kunnen gaan leiden dat zij willen.’
Is het onder managers de normaalste zaak van de wereld om je doelen – ‘targets’ – te formuleren; in de opvoeding modderen we vaak maar wat aan. We weten wel ongeveer wat we willen, maar niet precies. En als we al iets voor ogen hebben dan is het vaak iets wat we níet willen – dat ze te veel drinken, schreeuwen, spijbelen, vechten. Met andere woorden: ons doel is vaak het voorkómen van problemen. En dat is jammer vindt Renée Diekstra, Professor of Psychology aan de Roosevelt Academy en auteur van de onlangs verschenen Opvoedingscanon. Want bij de ontwikkeling van kind naar volwassenen doen zich per definitie problemen voor. En mits dit geen chronische problemen worden, is dit is alleen maar goed. Het helpt je bij het volwassen worden. Daarnaast is het zo dat als je de opvoeddoelen die je wél nastreeft niet expliciet benoemt, het kan zijn dat je je kinderen op een bepaald gebied verwaarloost. Of, zoals de Engelsen het zo mooi weten te zeggen, ‘als je niet precies weet waar je naar toe gaat, eindig je hoogstwaarschijnlijk ergens anders’ (‘if you don’t know where you are going, you will probably end up somewhere else.’)
Dat klinkt heel doom-en-ellendig, maar het is helemaal niet zo moeilijk om hier verandering in te brengen. Sterker nog, concrete opvoeddoelen maken het opvoeden in feite gemakkelijker. Je laat je namelijk niet zo snel uit het veld slaan. Stel: je kind wil ’s middags heel graag televisie kijken maar jij wilt dat niet. De kans is nu groot dat je kind gaat zeuren: aaaahh… mag het echt niet? Jullie zijn echt de énige ouders die het niet goed vinden dat we in de middag TV kijken… mag het alsjeblieieieiieft??!!!’ Als je nooit concreet hebt bedacht wat de televisie met je kind doet en of je dit al dan niet wenselijk vindt voor zijn verdere ontwikkeling, zul je je in deze omstandigheden misschien snel laten overhalen – ‘misschien ben ik wel onredelijk, dit is toch ook een ander tijd, etc. Maar als jij er van overtuigd bent dat je kind minder gestresst en dus evenwichtiger wordt van het niet TV-kijken en als dat ‘ontwikkelen tot een evenwichtig mens’ een van je opvoeddoelen is, dan zul je waarschijnlijk minder snel zwichten voor hun gedram. Door dit consequente optreden is de kans bovendien groot dat dit gezeur zich steeds minder vaak voor zal doen. Er is namelijk duidelijkheid gecreëerd.
Welke opvoeddoelen je stelt , bepaal je natuurlijk helemaal zelf als ouder. Maar omdat iedereen wel een paar blinde vlekken heeft, is het best handig om wat richtlijnen te krijgen.
Als programma-manager van het programma ‘Psychosocial Aspects of Health and Development van de wereldgezondheidsorganisatie WHO, stelde Diekstra samen met een groep deskundigen –ouders, pedagogen, psychologen onderwijzers etc – en een groep jongeren, een lijst samen van wat het eindresultaat zou moeten zijn van een gezonde ontwikkeling. Dat leverde een hoop punten op die je voor het gemak kunt onderbrengen in drie hoofddoelen:
- dat kinderen zich zowel geestelijk als lichamelijk goed voelen,
- dat ze geholpen worden om hun talenten te ontwikkelen en
- dat ze zich ontwikkelen tot sociale mensen.
Neem je die punten als uitgangspunt dan kun je daarna de boel samen gaan uitwerken. Wat kun jij doen om te zorgen dat je kind lekker in z’n vel zit? En wat hoe denkt je partner hierover? Komen jullie hier samen uit, of heb je hier hulp bij nodig? En wat de talentontwikkeling betreft: halen jullie er bij je kind echt uit wat er in zit? Kunnen je dit helemaal aan de school overlaten of moet je bijsturen? En zo ja, hoe dan? Gaat het over de sociale ontwikkeling van je kind dan kun je je bijvoorbeeld afvragen in hoeverre je je kind hebt geleerd om conflicten op te lossen. Geef je zelf het goede voorbeeld? Wat kan er beter? Door dit soort zaken, eventueel aan de hand van de uitgebreide doelenlijst(zie kader), met enige regelmaat met elkaar te bespreken – hoe staat het er nu voor? doen we ook wat we destijds hebben bedacht? – is de kans groter dat het opvoeden je niet alleen makkelijker af gaat, maar ook dat het succesvoller wordt.
René Dieksta wijst nog wel op een veel voorkomende blinde vlek. ‘In de praktijk valt het me op dat ouders zich met name richten op de eerste twee punten: het welbevinden van het kind en het ontwikkelen van zijn talenten. Op zich is dat heel goed, maar het is wel heel egocentrisch allemaal. Wat ik jammer vind, is dat er nog maar heel weinig aandacht is voor karaktervorming en het ontwikkelen van sociale vaardigheden. Ik merk aan mijn studenten bijvoorbeeld dat veel van hen het heel moeilijk vinden om zich te verplaatsen in de behoeften van een ander. Daar moet ik ze echt in trainen door ze de straat op te sturen en dat eens even te gaan onderzoeken – gelukkig staat er een verzorgingshuis tegenover de universiteit. Ook is er weinig aandacht voor hoe je conflicten op een goede en realistische manier kunt oplossen of voor het opkomen van rechtvaardigheid. Op scholen zie je wel dat er voorzichtige pogingen worden gedaan om deze gaten op te vullen – denk aan vakken als burgerschapsvorming – maar dat gebeurt allemaal vrij ongericht. Maar goed, als je echt iets wilt veranderen, vraagt dat ook nogal wat. Dan moet je niet alleen práten over discriminatie maar ook ingrijpen als het toch gebeurt op het schoolplein bijvoorbeeld. Dan moet je als overheid investeren in ouders door ze via cursussen instrumenten aan te reiken waarmee ze hun kinderen op een goede en leuke manier kunnen opvoeden. Kortom, dat vraagt om lef.
KADER 1
Een goede opvoeding zou er toe moeten leiden:
Dat kinderen zich geestelijk en lichamelijk goede voelen
Denk aan:
- Bescherming en verzorging zolang dat nodig is,
- Het helpen ontwikkelen van een overwegend positief zelfbeeld door middel van liefdevolle aandacht en waardering en het achterwege laten van geweld of vernedering
- Het positief meedenken over de toekomst van het kind en hem het gevoel geven dat er veel mogelijk is (maar verlies de realiteit niet uit het oog).
- Het attent maken op het feit dat er altijd instanties zijn waar je terecht kunt als je in de problemen zit.
Dat kinderen geholpen worden om hun talenten te ontwikkelen
Denk aan:
- Het stimuleren van gezonde nieuwsgierigheid en onderzoekend gedrag
- Het ontwikkelen van het verlangen om levenslang te leren.
- Het kweken van doorzettingsvermogen
- Het kiezen van een goede school – hoe zit het met het aanleren van cognitieve vaardigheden zoals spellen en rekenen, wat doen ze aan muziek?
Dat kinderen zich ontwikkelen tot sociale mensen
Denk aan:
- Het leren om intieme, duurzame relaties met anderen te vormen
- Het vinden van manieren om behulpzaam of nuttig voor anderen te zijn.
- Het verwerven van sociale vaardigheden, onder meer om op een vreedzame manier met conflicten om te gaan
- Het leren dat je respectvol met het leven van anderen moet omgaan – ook met de natuur.
- Het respecteren van het feit dat mensen heel verschillend zijn – seksuele geaardheid, geloofsovertuigingen, culturele achtergronden – en het aanleren van vaardigheden om hier mee om te gaan.
KADER 2
Elsbeth Van der Vlugt (46) en haar partner Reinier Hermsen(48) bespraken de opvoeddoelen die René Diektsra en een groep andere deskundigen formuleerden voor de WHO. Zij hebben samen drie kinderen: een tweeling van 13 en een van 11.
Elsbeth: Op zich was het praten over opvoeddoelen niet iets nieuws voor ons. In het verleden hadden Reinier en ik al gemerkt dat we het vaak niet eens waren over de opvoeding van de kinderen. We zijn daarom al snel hierover gaan discussiëren met elkaar. Maar ik moet toegeven, dat is alweer lang geleden. Het ging destijds over de vraag of we onze kinderen wel of niet naar de Vrije school moesten sturen. Dat hebben we uiteindelijk wel gedaan omdat wij er van overtuigd waren dat deze school een grote bijdrage zou kunnen leveren aan het kweken van zelfvertrouwen; voor ons een van de belangrijkste opvoeddoelen. Andere doelen die we nastreefden waren het ontwikkelen van creativiteit en het bijbrengen van cognitieve vaardigheden. En natuurlijk hoopten we en hopen we nog steeds dat het gelukkige mensen worden.
Reinier is meestal niet echt dol op het praten over psychologische zaken zoals bijvoorbeeld de opvoeding. Hij praat liever over politiek of economie. Maar deze doelenlijst van Diekstra vond hij wel lekker concreet. Het voordeel van zo’n lijst is dat het structuur aanbrengt in je denken. Bovendien wijst het je op zaken waar je te weinig aandacht voor hebt. Zo vonden wij allebei dat we ‘gezonde nieuwsgierigheid en onderzoekend gedrag’ wel wat meer zouden kunnen stimuleren bij onze kinderen. We gaan wel eens naar musea en concerten, maar dat is iets waar ik in het verleden niet altijd in gesteund werd door Reinier – alles draait om de sport.. Nu steunt hij me gelukkig meer. Niet alleen op cultureel vlak, maar ook door discussies wat meer aan te wakkeren.
De lijst leverde ook wat twistpunten op: moet je kinderen bijvoorbeeld wel leren om realistisch te zijn? Ik vind ook wel dat zij een beetje mogen dromen. Kun je kinderen ooit genoeg kennis bijbrengen om doordachte beslissingen te nemen? Ik denk vooral dat het belangrijk is dat als je eenmaal iets beslist, je er ook voor gaat. En als het om bescherming en verzorging gaat: hoe lang hebben kinderen die nodig en wanneer kunnen ze met minder toe? Dat leidt bij ons altijd weer tot heftige discussies. Ik vind dat je ze heel gedoseerd, steeds wat meer vertrouwen moet geven. Maar Reininer vindt me daar veel te beschermend in. Hij wil ze juist wat meer loslaten. Maar goed, we praten er tenminste over. En meestal komen we wel tot een compromis.