Erken risico gsm-straling

Volkskrant oktober 2008

Marilse Eerkens vraagt zich af waarom België wel waarschuwt tegen de gevaren van straling uit gsm’s en Nederland doet alsof kinderen niets kan gebeuren….

‘Verontrustende Belgische studie naar gsm-straling’ kopte de Volkskrant-site in juni van dit jaar. Het artikel verwees naar een promotie-onderzoek aan de Katholieke Universiteit Leuven waaruit blijkt dat ratten die intensief waren blootgesteld aan gsm-, antenne-, en wifistraling, een dubbel zo hoog sterftecijfer hebben als ratten die hier niet aan bloot waren gesteld. Bij autopsie bleek het merendeel van de blootgestelde ratten gestorven te zijn aan een tumor.

Dit soort berichten baren mij zorgen. Maar volgens Eric van Rongen, stralingsdeskundige van de Nederlandse Gezondheidsraad, zijn die zorgen niet nodig. In een artikel dat ik schreef voor het novembernummer van J/M zegt hij dat je gezien de huidige wetenschappelijke kennis niet bang hoeft te zijn dat gsm-straling het nieuwe asbest is. Dat mensen bang zijn voor elektromagnetische straling heeft volgens hem te maken met een gebrek aan kennis. Zo zouden mensen onterecht gsm- en radioactieve straling op één hoop gooien. Maatregelen treffen om blootstelling aan elektromagnetische straling te verminderen, is volgens hem dan ook niet nodig.

Hoe anders is de reactie van de Belgische Federale Overheidsdienst Volksgezondheid die op grond van wat we nu weten het juist wél nodig vindt voorzorgsmaatregelen te treffen. In een degelijke folder – Elektromagnetische velden en gezondheid – wordt uitgelegd hoe moeilijk het is betrouwbaar onderzoek te doen naar de risico’s van (onder andere) mobiel bellen. Er wordt gewezen op de complexiteit van het onderzoek, de onzekere factoren en een gebrek aan overeenstemming tussen de wetenschappers over een aantal lastig te interpreteren bevindingen. ‘Maar’, zo staat er, ‘op basis van de huidige wetenschappelijke kennis kunnen gezondheidsrisico’s bij langdurig en veelvuldig gebruik van de gsm niet helemaal uitgesloten worden. Op advies van de Belgische Hoge Gezondheidsraad wordt burgers, in het bijzonder kinderen en adolescenten daarom aangeraden blootstelling aan straling van een gsm te beperken’. Er volgt een zestal tips.

Als je het Nederlandse advies vergelijkt met het Belgische, bevreemdt het me des te meer als ik op 26 september een persbericht ontvang van de Nederlandse Gezondheidsraad met als kop: ‘Voorzorgbeleid is zorgvuldig en transparant omgaan met onzekerheden.’ De raad legt uit dat ‘onzekerheid over gezondheids- of milieuschade vraagt om een beleid waarin voorzorg centraal staat’. Verderop staat er: ‘de raad beveelt aan een cultuur te creëren waarin zorgvuldige en transparante omgang met onzekerheden de normale gang van zaken is.’

Als dat waar is, zou ik, bijvoorbeeld op een site van de raad, toch graag geïnformeerd zijn over zaken die ik nu via allerlei omwegen heb moeten achterhalen. Zo had ik willen vernemen dat de wetenschappers die voor de Wereldgezondheidsorganisatie acht jaar lang hebben gekeken naar de langetermijneffecten van mobiel bellen, nu ruzie hebben. Dat komt doordat de ene groep ervan overtuigd is dat er op grond van de bevindingen nú voorzorgsmaatregelen genomen moeten worden en de andere groep er stellig van overtuigd is dat dit niet moet.

Verder had ik graag willen horen dat Elisabeth Cardis, het voormalige hoofd van het onderzoek, zeker als het om kinderen gaat, behoort tot die eerste groep (wél voorzorgsmaatregelen). En dat die zelfde Cardis haar functie heeft moeten opzeggen omdat haar opvattingen niet welgevallig zijn aan die van haar bazen die voor een groot deel hun geld krijgen van de mobiele telefoonindustrie.

Ook was het interessant geweest iets te lezen over de opvattingen van de Rotterdamse hoogleraar kankersurveillance Jan Willem Coebergh. Deze man tekende met negentien andere wetenschappers – vooral kankerspecialisten en epidemiologen – een verklaring waarin wordt opgeroepen voorzichtig om te gaan met mobiele telefoons, zeker als het om kinderen gaat. Dit omdat er ‘voorzichtige, niet onomstotelijke aanwijzingen zijn – onder andere uit proefdieronderzoeken – dat het veelvuldig gebruik van een mobiele telefoon, op termijn tot een verhoogde kans op een – goedaardige, maar later vaak kwaadaardige – hersentumor zou kunnen leiden’. Verder merkt hij op dat het vaststaat ‘dat laag-energetische straling, zoals die van een mobiele telefoon, wel degelijk doordringt in het brein dat bij kinderen en adolescenten nog volop in ontwikkeling is’.

Tot slot was het fijn geweest als het standpunt van het ‘Wetenschappelijk comité voor nieuwe gezondheidsrisico’s van de EU’ te vinden zou zijn op een informatiesite van de Gezondheidsraad. Zo stelt dit comité dat zij meer onderzoek wil gaan doen naar de stralingsrisico’s van mobiele telefoons voor kinderen omdat ‘kinderen en adolescenten kwetsbaarder kunnen zijn voor blootstelling aan radiofrequentievelden dan volwassenen en dat de cumulatieve blootstelling bij kinderen van nu veel hoger is dan bij vorige generaties.’

Kortom, waar blijft die transparante informatie? Ik wil geen advies dat is gebaseerd op Hollandse nuchterheid. Die mij betuttelend adviseert om deze storm in een glas water te negeren. Die mij in de hoek plaatst van boeren uit de 19de eeuw die bang waren dat de melk zuur zou worden als de stoomtrein over hun erf zou gaan denderen. Ik wil de feiten. Op grond daarvan beslis ik zélf of mijn kind een mobieltje mag of niet.

Deel dit artikel

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Ook interessant voor u