Vorige week verscheen er een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau waarin wordt gesteld dat de marktwerking in de kinderopvang heeft gefaald. Hoeveel meer van dit soort rapporten moeten er nog komen voor er echt iets gaat veranderen in Nederland?
Eind november verscheen er wéér een rapport waaruit blijkt dat het zeer treurig gesteld is met de crèches in Nederland. In ‘Een beroep op de burger’, stelt het Sociaal Cultureel Planbureau dat de in 2005 geïntroduceerde marktwerking in de kinderopvang niet het gewenste effect blijkt te hebben: de pedagogische kwaliteit van de crèches is gedaald, de pedagogisch medewerkers hebben vaak niet de juiste diploma’s en het aantal kinderen per beroepskracht is ‘problematisch’.
In het belang van alle jonge en ongeboren kinderen in Nederland mag je hopen dat het Sociaal Cultureel Planbureau genoeg gewicht in de schaal legt om er voor te zorgen dat er nu eens wél een flinke bezem wordt gehaald door de kinderopvangsector. Eerdere waarschuwingen van onder andere de OESO (‘Starting Strong 2 Early Childhood Education and Care’ 2006) en van UNICEF (The Childcare transition 2008) dat marktwerking in de kinderopvang bijna altijd ten koste gaat van de kwaliteit en dus heel ongunstig is voor kinderen, werden namelijk stelselmatig genegeerd. De harde conclusies van het onderzoeksrapport van het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek in 2009 – de pedagogische kwaliteit is in de helft van crèches matig en in de andere helft onvoldoende – leidden weliswaar tot een kleine opleving in de aandacht voor kwaliteit, maar je kunt je sterk afvragen of de huidige gesubsidieerde bijscholingscursussen voor de pedagogisch medewerkers ergens toe zullen leiden nu zij per 2013 voor nóg meer kinderen moeten gaan zorgen dan op dit moment is toegestaan; twee leidsters mogen dan acht baby’s én twee peuters opvangen. En dat terwijl de GGD al in 2010 concludeerde dat in 55 procent van de kinderopvangorganisaties er te weinig leidster ‘op de groep’ stonden.
Wanneer gaat het nou eens tot iedereen doordringen dat kinderopvang in de eerste plaats goed moet zijn voor kinderen in plaats van voor de ouders (goedkoop met lange openingstijden)? Dat er geen moment is in het leven van een kind waarop ze zo´n cruciale ontwikkeling doormaken als tussen de nul en de vier jaar? En dat die ontwikkeling zeer sterk afhankelijk is van de zorg en aandacht die kinderen krijgen op dat moment?
Wanneer gaan we luisteren naar onderzoekers als Elles de Schipper die in 2006 al een artikel publiceerde in het tijdschrift ‘Child Development’ waarin zij concludeert dat het – zeker voor hele jonge kinderen – een stuk gunstiger is als zij worden verzorgd door een leidster die ‘slechts’ voor drie kinderen moet zorgen in plaats van vijf? In haar woorden: dat het ‘voor een substantieel aantal kinderen net het verschil kan maken tussen adequate en inadequate zorg’.
Wanneer worden hier in Nederland richtlijnen opgesteld zoals die van the American Public Health Association (APHA), the American Academy of Pediatrics (AAP), en the National Association for the Education of Young Children (NAEYC) die stellen dat één leidster nooit voor meer dan drie kinderen onder de twee jaar zou mogen zorgen en dat de babygroep uit hooguit zes kinderen zou moeten bestaan omdat er een heel duidelijk verband is tussen de groepsgrootte in de kinderopvang en de uiteindelijke sociale en cognitieve ontwikkeling van een kind?
Wanneer gaan we luisteren naar mensen als hoogleraar Rien van IJzendoorn die in 2008 al in de Volkskrant stelde dat kinderopvang geen ‘product’ is en ouders en kinderen geen ‘consumenten’ die zich calculerend gedragen? Dat kinderen nou eenmaal levende wezens zijn die je niet zomaar weghaalt bij een vaste leidster als het reilen en zeilen je in de crèche niet bevalt?
Wanneer dringt het tot ons door dat duurzaamheid niet een woord is dat alleen slaat op de natuur maar ook op de mens? Met andere woorden: wanneer gaan we luisteren naar de economen Cunha en Heckman (nobelprijswinnaar) die stellen dat er geen leeftijd is waarop het zo de moeite waard is om in kinderen te investeren als tussen de nul en de vier jaar omdat het leveren van hele slechte zorg op jonge leeftijd op lange termijn leidt tot extra kosten ( psychosociale hulp, remedial teaching etc.)?
In 2008 stelde UNICEF in het eerder genoemde rapport over de kinderopvang dat ‘het oude engere concept dat kinderopvang er is om de ouders vrij te maken in de meeste landen heeft plaatsgemaakt voor een meer kindgerichte benadering met nadruk op kwaliteit en gerichte aandacht’. Zo niet in Nederland. In een OESO-rapport uit 2009 (‘Doing better for Children’) wordt Nederland zelfs expliciet genoemd als land waarin veel te weinig wordt geïnvesteerd in hele jonge kinderen ( denk aan betaald ouderschapsverlof en goede kinderopvang).
Maar we willen het niet horen. Het komt niet uit. Het kost te veel geld en daarom bagatelliseren we het probleem. Of we ridiculiseren het; ‘ben jij tegen werkende vrouwen ofzo?’ Of we sluiten er onze ogen voor omdat we er niet aan moeten denken dat we het ‘verkeerd doen’ met onze kinderen. Het is hoog tijd dat we verlost worden van deze onderbuikgevoelens en de hele kinderopvangsector rigoureus onder handen nemen.