JM augustus 2012
Ze zijn net 17 en vreselijk verliefd. Hij wil die avond ‘all the way’, maar zij heeft haar twijfels. Ze wil eerst 100% zeker zijn dat hij echt van haar houdt: ‘Do you love me, do you love me forever do you need me, will you never leave me, will you make me so happy for the rest of my life, will you take me away will you make me your wife? I want to know right now, before we go any further do you love me? Do you love me forever? Hij aarzelt: ‘let me sleep on it, baby, baby let me sleep on it .. I’ll give you an answer in the morning’. Uiteindelijk geeft hij toe; hij zal tot het einde der tijden van haar blijven houden. Iedereen gelukkig? Nee, hij krijgt vreselijke spijt van zijn belofte. Dagelijks bidt hij dat het einde der tijden spoedig komt: ‘so I can end my time with you’.
Het is een heerlijk extreem verhaal, deze hit van Meatloaf. Heel romantisch ergens, maar dat dit niet goed afloopt voel je eigenlijk wel aankomen. Zo kun je gerust stellen dat het meisje toch wel behoorlijk veeleisend in ál die zekerheden die de jongen haar moet bieden. Dat ze niet ‘gebruikt’ wil worden is nog wel te begrijpen. Maar moet daar eeuwige trouw tegenover staan? Moet hij haar in ruil daarvoor, voor altijd gelukkig maken? Aan de andere kant: misschien houdt die jongen haar al weken/maanden aan het lijntje en wordt zij er gek van dat hij zich niet durft te binden.
Waarom dit verhaal in een blad over opvoeding? Omdat extreme bindingsangst en een overdreven hang naar zekerheid of erkenning, allebei voorbeelden zijn van gedrag dat in veel gevallen goed te verklaren is vanuit ervaringen die mensen hebben opgedaan in hun vroege jeugd. Zo is er heel veel terug te voeren op het fenomeen ‘hechting’, ofwel de band die kinderen in hun vroege jeugd hebben opgebouwd met hun ouders.
Bij hechtingsproblemen denken de meeste mensen al snel aan geadopteerde weeskinderen uit China. Dat is terecht, maar wil niet zegen dat hechtingsproblemen alleen te maken hebben met adoptie. Sterker nog; ongeveer een derde van de bevolking is ‘onveilig gehecht’ zoals dat heet. Best veel mensen dus.
Maar laat ik eerst met de positieve kant van het verhaal beginnen. Ongeveer twee derde van de bevolking is wél veilig gehecht. Dat betekent dat ze in hun vroege jeugd, tussen de 0 en 4 jaar, ervaren hebben dat ze echt de moeite waard zijn om van te houden. Zij hebben door de dagelijkse omgang met hun ouders geleerd dat ze niet alleen lief worden gevonden als ze vrolijk en blij zijn, maar ook dat er begrip voor hen is als ze boos of verdrietig zijn. Het feit dat al deze gevoelens geaccepteerd worden is gunstig. Niet alleen omdat het je als kind zelfvertrouwen geeft – ik mag er zijn, ook de minder vrolijke kant van mij – maar ook omdat het je meer inzicht geeft in die gevoelens. Want als je als kind van jongs af aan geleerd hebt goed onderscheid te maken tussen de wat lastiger te duiden negatieve emoties zoals vermoeidheid, angst, boosheid en onzekerheid bijvoorbeeld, dan ben je uiteindelijk beter in staat om jezelf hier ook weer uit te trekken. Je weet immers beter waar je aanknopingspunten moet zoeken voor de oplossing – ben je moe en daardoor chagrijnig, dan moet je gewoon eerder naar bed, ben je bang, dan kun je even rationeel gaan bekijken hoe reëel die angst nou is.
Los van het beter kunnen vinden van aanknopingspunten om je probleem op te lossen, heb je als veilig gehecht kind ook ervaren dat er altijd wel mensen zijn die je kunnen helpen. Je hebt ervaren dat je ouders je gevoelens niet alleen accepteren maar ook vaak in goede banen weten te leiden – ze kunnen je bijvoorbeeld troosten; met woorden of door je stevig vast te houden of een aai te geven.
Deze wetenschap en deze ervaringen geven je als kind een heel veilig gevoel. Je weet dat er niet alleen fysiek voor je gezorgd wordt, maar ook emotioneel. En dat laatste is – in tegenstelling tot wat tot en met de jaren vijftig/zestig nog vaak werd gedacht, – minstens zo belangrijk voor een gezonde ontwikkeling van een mens. Het zorgt er namelijk voor dat je in een positieve spiraal terecht komt: ‘als mijn ouders mij zo de moeite waard vinden om van te houden zullen anderen mij ook wel de moeite waard vinden’.
Onderzoek toont aan dat dit inderdaad zo werkt. Kinderen die veilig gehecht zijn, ontwikkelen zich beter dan kinderen die een onveilige band met hun ouders of verzorgers hebben. De eerste zijn sociaal- emotioneel vaak sterker. Ze snappen wat een ander denkt, voelt of nodig heeft. In de praktijk betekent dit dat ze beter in staat zijn om ruzies op te lossen, beter om kunnen gaan met hun eigen boosheid, makkelijker vrienden maken, hun vriendschappen beter onderhouden en in staat zijn om een intieme relatie met iemand aan te gaan. Uiteindelijk weten ze deze relatie ook vaker staande te houden en worden ze zelf een meer succesvolle ouder.
De keerzijde van dit verhaal laat zich min of meer raden. In een notendop: je hebt minder inzicht in je eigen gevoelens, je hebt minder positieve verwachtingen van de omgeving, je hebt extreme behoefte aan geruststelling en bevestiging of een ongezonde angst voor de confrontatie met je eigen gevoel. Psychotherapeut Sue Gerhardt beschrijft in haar boek Why love matters hoe een onveilige hechting aan de basis kan staan van talloze problemen. Wie geen veilige basis heeft gekregen toen hij klein was, zal er zijn hele leven naar op zoek blijven. Zo iemand zoekt dan naar iets of iemand die hem – weliswaar tijdelijk, maar toch – dat veilige, aangename gevoel kan bezorgen. Sommige mensen zoeken het in steeds wisselende liefdesrelaties – zodra de eerste verliefdheid voorbij is waarin je nog de mooiste, de knapste en de leukste bent, haken ze af. Anderen zoeken het in drank, drugs of in eten, weer anderen gaan extreem hard werken, verslaafd als ze zijn aan succes en complimenten. Sommigen lopen het spreekuur van de dokter plat of klampen zich krampachtig aan iemand vast die hen keer op keer moet ‘redden’ – een partner, de sociale dienst of een andere hulpinstantie. Hun gedrag is vaak destructief en het zal ze nooit de zekerheid verschaffen die ze nodig hebben. Sterker nog, volgens Gerhardt kan dit gedrag ten grondslag liggen aan ziekte en depressie. In haar boek legt zij bijvoorbeeld een verband tussen onveilige hechting en allerlei stoornissen zoals borderline, narcisme en extreme agressiviteit.
Maar voor jou als ouder gaat het natuurlijk hier om: hoe ontstaat zo’n minder veilige gehechtheidsrelatie en, belangrijker nog, wat kun je daar achteraf nog aan doen?
Een van de manieren waarop een kind onveilig gehecht kan raken is als je als ouder zelf grote moeite hebt met negatieve emoties – woede of agressie bijvoorbeeld. De kans is dan groot dat je deze negatieve gevoelens van je kind ook maar heel moeilijk kan verdragen. Gaat je kind plotseling schreeuwen of huilen, dan moet dat gedrag zo snel mogelijk de kop ingedrukt worden: ‘Hou je kop!’ of ‘Hier moet je echt niet mee aankomen bij mij!’. Eindeloos negeren kan ook. De indirecte boodschap die je kind hiermee krijgt is: ‘mijn gevoel bestaat niet’ of ‘mijn gevoel moet ik onderdrukken anders wordt papa of mama boos op mij/heel verdrietig’. Dus in plaats van het gevoel van je kind in goede banen te leiden – ‘Hé waarom ben je nou zo boos, wat kunnen we nou eens doen om dit op te lossen?’ – wordt je kind gedwongen zijn gevoel te ontkennen. Zo rakelt hij tenminste niet dat nare gevoel bij jou of je partner op. Deze manier van hechten, noemt men in de psychologie: vermijdend gehecht.
Een andere manier waarop je kind onveilig gehecht kan raken, is als je als ouder heel grillig op zijn gevoelens reageert. Dus de ene keer heel serieus, soms zelfs overgevoelig en té betrokken en de volgende keer heel geïrriteerd: je kind moet z’n kop dicht houden – papa of mama heeft al genoeg problemen aan zijn of haar eigen hoofd. Daarmee krijgen kinderen een dubbele boodschap: soms leveren je gevoelens de aandacht op die nodig is, maar soms niet. En hier is ook nog eens geen enkel patroon in te ontdekken. Om als kind je kans op de noodzakelijke aandacht te vergroten, zal je in zo’n grillige opvoedsituatie je ouders heel goed in de gaten moeten houden. Je bent voortdurend bezig met pogingen om aandacht te krijgen: ‘Is dít het moment om toe te slaan? Of misschien het volgende?’ Een andere ‘truc’ die kan werken is je gevoel overdrijven en daar dan vervolgens zelf in te geloven. Kinderen worden dan bijvoorbeeld heel snel en extreem bang, in de onbewuste hoop dat hun ouders dan wél zullen reageren. Een bijkomend effect van deze angst is dat kinderen minder gaan ondernemen. En omdat ze minder ondernemen, doen ze ook minder ervaringen op – negatieve, zeker, maar ook positieve – en worden ze minder snel zelfstandig. En minder zelfstandig maakt minder zelfverzekerd, waardoor je weer minder snel iets onderneemt, etc. Deze vorm van hechting leidt vaak tot een onverzadigbare behoefte aan geruststelling en erkenning. Men noemt die in de psychologie: ambivalent gehecht.
Of een kind wel of niet veilig gehecht raakt, zit hem dus vooral in jouw daden en niet zozeer in je woorden. Je kunt nog zo vaak zeggen dat je veel van je kind houdt (en dit ook echt menen!), als je daar niet naar handelt, het niet weet uit te drukken in gedrag (een aai, een knuffel, een zoen) of er te vaak niet met je kop bij bent, kan dat toch tot een minder veilige hechting leiden.
Als je als ouder een van de patronen hierboven herkent, is dat niet meteen iets waar je je heel schuldig over moet voelen. De kans is namelijk heel groot dat jouw ouders het met jou ook niet zo handig hebben aangepakt. Met andere woorden: je hebt gewoon niet zo’n goed voorbeeld gehad. ‘De oudere generatie vrouwen trouwden relatief jong en kregen snel kinderen’, zegt Pieternel Dijkstra, psycholoog en auteur van onder meer ‘Omgaan met hechtingsproblemen’. ‘Er was in die tijd veel minder aandacht voor emoties en gevoelens.’
Ze benadrukt wel dat ook als je zelf niet veilig gehecht bent, je jezelf best kunt leren om je zó te gedragen dat je kind zich wél veilig kan gaan hechten. En ook als dat station al gepasseerd is, kun je de band met je kind nog best versterken: ‘dat begint met bewustwording. Als je eenmaal bewust bent van de manier waarop je zelf gehecht bent, kun je je gedrag veranderen. Zo kun je jezelf best aanleren om je kind eens wat langer vast te houden dan je van nature zou doen. Waarschijnlijk merk je dan ook dat dat nog leuker is dan je dacht. Een andere manier om je genegenheid te tonen is door wat vaker écht naar je kind te luisteren – juist ook op de momenten dat je van nature geneigd bent om te denken ‘laat me nou even met rust’. Bij jonge kinderen die nogal eens de neiging hebben om eindeloos door te ratelen volstaat het doen alsof je luistert soms al. Laat gewoon even merken dat je ze ziet staan. Dat is vaak al genoeg. Je hoeft niet altijd diepgaande gesprekken te voeren.’
Volgens Dijkstra kun je ook als je kinderen ouder zijn nog steeds van alles doen om het contact te verbeteren. ‘Het is nooit te laat om te laten zien dat je er voor ze bent, al is het maar op een hele praktische manier: helpen met een verhuizing bijvoorbeeld.’
Tot slot is volgens Dijkstra goed om nog even stil te staan bij het volgende: de manier waarop je gehecht bent is weliswaar bepalend voor de manier waarop je reageert op anderen, het is niet helemaal onveranderlijk. ‘Ook op latere leeftijd hechten mensen zich – vaak aan een partner. Dat biedt mogelijkheden om je eerder opgedane hechtingservaring bij te stellen.’
Meer lezen:
Pieternel Dijkstra ‘Omgaan met Hechtingsproblemen’ uitgeverij Bohn Stafleu en van Loghum’
Sue Gerhardt: ‘Waarom liefde zo belangrijk is’ uitgeverij scriptum